Bitter

Mijn gezicht betrekt in een fractie van een seconde nadat ik in één teug mijn plastic glas bier achterover heb geslagen. Een rilling loopt over mijn rug gevolgd door een fluisterstille “gadverdamme”. Ik kijk met één dichtgeknepen oog naar mijn mede-bierdrinkster en ze knikt ‘nee’. “Goor bier” liplees ik. De vloer is nog schoon. Ik zie geen bekers. Ik hou mijn lege wegwerpbeker wat onhandig vast en kijk of ik een prullenbakken of inleverpunt zie. Want wegwerpbekers? Het is 2022. Dit doen we toch niet meer? Of wel? Op hetzelfde moment hoor ik het gekraak van plastic onder mijn schoenen. Ik kijk naar beneden en zie dat ik een beker heb geplet. Het is dus inderdaad de bedoeling dat we gebruikte glazen op de grond gooien. In de hoop dat de organisatie zorgt dat al die bekers op de juiste plek terechtkomen, laat ik mijn duurzame verantwoordelijkheidsgevoel los.

De andere vier drinken wijn. De wijn wordt geschonken in kleine wegwerpwijnglazen. Althans daar moeten ze voor doorgaan. Wijn in de feesttent. Oké, het kan allemaal wel, maar om met zo’n lullig glaasje wijn de menigte te doorboren heb ik naast dat glas wijn, ook een papieren zak nodig. Om over mijn hoofd te kunnen trekken. Bij wijze van spreken dan. Terwijl ik een tweede glas bier in mijn handen gedrukt krijg besluit ik dat het beter is de avond zo voort te zetten. 

De groep met wie ik naar het tentfeest ben gegaan wil naar de andere kant van de tent. We steken over en ik mag voorop. Ik hef mijn glas zo hoog mogelijk in de lucht, zet mijn allervriendelijkste glimlach op en ik zeg doorlopend “sorry” terwijl ik tussen de mensen door slalom. Onderweg wordt er geproost en de groep schuifelt achter me aan. Onhandig is het aan de andere kant wel, want de bar is nu enkel nog bereikbaar door een oversteek. 

Op het podium staat inmiddels een band. Nou ja, vier vrouwen waarvan de houdbaarheid al een paar jaar is verstreken. Ze doen hun best, denk ik. Want met vlagen galmen de valse noten door de feesttent. Het begint warm te worden, de menigte deint op en neer en zwetende lichamen botsen tijdens het dansen en hossen wild tegen elkaar aan. Het bier vloeit inmiddels rijkelijk. Waar het vandaan komt weet ik eigenlijk niet. Ik dans, zing en lach hard. De muziek lijkt steeds sneller te gaan, mijn hoofd en lijf kunnen het ritme en het tempo niet meer bijhouden. 

Ik neem nog een slok bier en voel een rilling over mijn rug. Dezelfde rilling als aan het begin van de avond. “Goor bier” denk ik. Ik gooi mijn halfvolle glas op de grond en het andere biertje in mijn handen duw ik in de handen van een man naast me. Hij bedankt me en ik hem.

Genoeg. Het is genoeg.